10 september 2019

Voorstel wetswijziging Rangschikkingsbesluit NSW

De gevolgen

Een landgoed kan onder bepaalde, door de overheid opgestelde voorwaarden, gerangschikt worden onder de Natuurschoonwet. Op dit moment ligt er een wetsvoorstel om deze voorwaarden aan te scherpen. De wetgever is van mening dat de effectiviteit van de regels omtrent rangschikking te wensen overhoudt. Het doel om versnippering van landgoederen tegen te gaan en natuurschoon te behouden en te ontwikkelen, zou effectiever bewerkstelligd kunnen worden. Deze aanscherping van de voorwaarden heeft gevolgen voor de rangschikking van een groot aantal, met name kleinere, landgoederen. Wij willen u graag informeren over de belangrijkste voorgenomen wijzigingen.

Verscherping voorwaarden kleine landgoederen

In de huidige regelgeving is als voorwaarde opgenomen dat minstens 30% van de totale oppervlakte van het landgoed uit natuur of houtopstanden moet bestaan. Landgoederen tussen de één en vijf hectare zullen na de voorgenomen wijziging voor minimaal 50% van de totale oppervlakte bezet moeten zijn met natuurterreinen of houtopstanden. Het is nu nog niet duidelijk of een combinatie ook kan kwalificeren.

Voor landgoederen kleiner dan één hectare is nog een extra voorwaarde toegevoegd. Uit de evaluatie van de NSW is gebleken dat deze aanleunlandgoederen niet voldoende bijdragen aan het behoud en de ontwikkeling van het hoofdlandgoed. Daarom kunnen deze landgoederen na de wijzing alleen gerangschikt worden indien het bloot eigendom van het aanleunlandgoed rust bij de eigenaar van het aangrenzende hoofdlandgoed.

Aaneengesloten oppervlakte natuur

De wetgever wil verzekeren dat natuur op landgoederen in termen van kwantiteit en kwaliteit voldoende substantie heeft om een bijdrage te kunnen leveren aan het natuurschoon. In de voorgenomen wijziging is daarom opgenomen dat natuur een aaneengesloten oppervlakte van minimaal 0,5 hectare omvat. Hoe dit in de praktijk zal uitpakken, is op dit moment nog niet duidelijk. Op deze maatregel is kritiek geuit door de Federatie Particulier Grondbezit (FPG). Zij stellen dat de overheid hiermee te weinig rekening houdt met de ecologische waarde van kleine landschapselementen. Een kikkerpoel van 2.000 vierkante meter is bijvoorbeeld een waardevol landschapselement. Zij pleiten er daarom ook voor om deze wijziging niet door te voeren.

Omzoming van landbouwgronden

Onder de huidige regeling is omzoming van landbouwgronden alleen met houtopstanden uit te voeren. In het wijzigingsvoorstel is opgenomen dat de omzoming van landbouwgronden in bepaalde landschappen verruimd wordt met de mogelijkheid om de omzoming via natuurterreinen te realiseren.

Te realiseren natuurterreinen

In het wijzigingsvoorstel is opgenomen dat het niet meer mogelijk is om landbouwgronden aan te duiden als toekomstig natuurterrein door middel van een beplantingsplan. Pas als de natuur daadwerkelijk gerealiseerd is, kan rangschikking onder de NSW plaatsvinden. De wetgever is van mening dat de natuur die wordt gerealiseerd via een beplantingsplan niet in alle gevallen optimaal is in termen van kwantiteit en kwaliteit of inpassing in het landschap.

De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) merkt op dat door deze wijziging de ontwikkeling van nieuwe natuurterreinen zeer waarschijnlijk gefrustreerd zal worden. Eigenaren die landbouwgrond willen aankopen om daarop een nieuw landgoed met nieuwe natuurterreinen te ontwikkelen, lopen zo namelijk de vrijstelling van overdrachtsbelasting mis.

Golfbanen

Om ervoor te zorgen dat landgoederen met golfbanen een grotere bijdrage leveren aan de instandhouding van natuurschoon, is in het wijzigingsvoorstel opgenomen dat golfbanen alleen voor rangschikking in aanmerking komen indien de oppervlakte van de golfbaan voor ten minste 50% is bezet met natuurterreinen of houtopstanden.

Voor het overige deel van het landgoed blijft de eis gelden dat ten minste 30% bezet is met houtopstanden of natuurterreinen. Ook deze wijziging heeft geleid tot kritiek van de NOB. Zij stelt namelijk dat door juist op de golfbanen een groter deel natuurterreinen en/of houtopstanden te eisen, de golfbaan een groter deel van het landgoed gaat beslaan. Het zou wenselijker zijn om op de golfbaan het percentage natuurterreinen en/of houtopstanden laag te houden, maar over het landgoed als geheel een hoger percentage natuurterreinen en/of houtopstanden te eisen.

Overgangsregeling

Het gewijzigde Rangschikkingsbesluit zal naar verwachting op 1 januari 2021 in werking treden. Alle landgoederen die op 31 december 2020 onder de NSW gerangschikt zijn en alle onroerende zaken waarvoor op die datum een aanvraag voor NSW-rangschikking is ingediend, blijven/worden op grond van de oude voorwaarden tot 31 december 2030 gerangschikt. Bij wijziging van eigendom (anders dan door vererving of verdeling van een gemeenschap of nalatenschap) zal de NSW-rangschikking op naam van de nieuwe eigenaar alleen nog mogelijk zijn als het landgoed aan de voorwaarden van het nieuwe Rangschikkingsbesluit kan voldoen. Met deze royale overgangstermijn van tien jaar komt de overheid tegemoet aan de benodigde doorlooptijd om wijzigingen in het landgoed te realiseren (zoals het inrichten van nieuwe natuurterreinen).

De kans is echter groot dat bepaalde landgoederen niet aan de nieuwe eisen kunnen voldoen, met name landgoederen waarop een golfterrein is gelegen en aanleun- landgoederen. Als een landgoed op 31 december 2030 niet aan de nieuwe voorwaarden kan voldoen, zal de NSW-rangschikking van het betreffende landgoed worden ingetrokken. Dit kan leiden tot herleving van de heffing van overdrachtsbelasting of erf- en schenkbelasting met betrekking tot verkrijgen in de jaren 2006 tot en met 2020.

De NOB pleit daarom voor een generaal pardon voor de heffing van overdrachtsbelasting en schenkbelasting voor verkrijgingen die plaats hebben gevonden voor 8 juli 2019 (de datum waarop de concept wetswijziging openbaar is geworden) en voor de heffing van erfbelasting voor erfrechtelijke verkrijgen van voor 1 januari 2021 (de datum waarop het nieuwe Rangschikkingsbesluit van kracht wordt). De FPG pleit er zelfs voor om in zijn geheel geen naheffingen tot leven te laten komen voor landgoederen die voor 8 juli 2019 zijn gerangschikt, gedurende de looptijd van die beschikkingen (max 25 jaar).

Dit omdat sommige eigenaren nou eenmaal onmogelijk aan de nieuwe eisen kunnen voldoen, omdat er zakelijke rechten als erfpacht en vruchtgebruik zijn gevestigd. Zij zouden niet geconfronteerd mogen worden met naheffingen op basis van regels waar zij niet op kúnnen anticiperen.

Als u vragen heeft over dit wijzigingsvoorstel, kunt u uiteraard contact met ons opnemen.