Geldig vanaf 25-11-2019 tot heden

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

In dit besluit is het beleid opgenomen over de subjectieve vrijstellingen voor natuurschoon-lichamen, pensioenlichamen, lichamen die specifieke zorgwerkzaamheden verrichten en sociale werkbedrijf-lichamen. Deze vrijstellingen zijn opgenomen in artikel 5, eerste lid, onderdelen a, b en c, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969. In het besluit is het beleid opgenomen uit het besluit met nummer 2018-24470. Dit beleid is op onderdelen verduidelijkt. Het besluit bevat verder een aantal nieuwe beleidsstandpunten.

In dit besluit zijn onder meer de volgende standpunten opgenomen:

er is een beleidsstandpunt opgenomen over de instandhoudingswerkzaamhedeneis, die geldt voor de vrijstelling van natuurschoonlichamen (onderdeel 2);

in onderdeel 3.2.2 is een uitbreiding van de generale toestemming opgenomen;

er is een algemeen toetsingskader gegeven voor de werkzaamhedeneis zoals opgenomen in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (onderdeel 4);

er is een beleidsstandpunt opgenomen over preventie-werkzaamheden (onderdeel 4.2.2);

er is een verduidelijking gegeven van de doelgroep-eis die geldt voor de vrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste en ten tweede, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (onderdeel 4.3);

het standpunt over het gezondheidscentrum en huisartsendienstenstructuur is komen te vervallen. Reden hiervan is dat er in toenemende mate sprake is van multidisciplinaire gezondheidscentra waarin een breed scala aan zorgverleners met elkaar samenwerken. Omdat gezondheidscentra niet op uniforme wijze zijn georganiseerd, kan niet in zijn algemeenheid worden aangegeven welke werkzaamheden van een gezondheidscentrum kwalificeren voor de zorgvrijstelling.

het beleid over de werkzaamheden van thuiszorgorganisaties is geactualiseerd (onderdeel 4.4.2);

er zijn beleidsstandpunten opgenomen over de werkzaamheden van verzelfstandigde medische laboratoria (onderdelen 4.4.3);

er is beleid opgenomen over de vrijstelling van artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten tweede, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (onderdeel 5);

er is beleid over de winstbestemmingseis van artikel 4 Uitvoeringsbesluit vennootschapsbelasting 1971 opgenomen (onderdeel 6);

het besluit bevat een overgangsregeling voor bepaalde groepen zorglichamen en sociale werkbedrijven (onderdeel 7).

Nieuw in dit besluit is dat:

in de laatste volzin van de eerste alinea van onderdeel 4.2.1. de woorden ‘de Jeugdwet’ zijn opgenomen en aan het slot van dit onderdeel nog een alinea is toegevoegd;

de aanhef van onderdeel 4.4.3 is aangepast;

in een nieuw onderdeel 4.4.5 beleid is opgenomen over de werkzaamheden van jeugdhulpaanbieders;

aan het slot van onderdeel 6.2.2 een zin is toegevoegd;

een aantal voorwaarden in de onderdelen 6.2.3, 6.2.4.1 en 6.2.4.2 is verduidelijkt resp. aangepast;

aan het slot van de eerste alinea van onderdeel 6.2.4.2 een zin is toegevoegd;

de overgangsregeling die is opgenomen in de derde en vierde alinea van onderdeel 7 verder is verduidelijkt.

1. Inleiding

Natuurschoon-, pensioen-, zorg- en sociale werkbedrijf-lichamen zijn onder bepaalde voorwaarden subjectief vrijgesteld van de heffing van vennootschapsbelasting. In het besluit wordt op deze voorwaarden nader ingegaan in de onderdelen 2 tot en met 6. Tot slot zijn in onderdeel 7 overgangsregelingen opgenomen.

De in dit besluit opgenomen goedkeuringen zijn gebaseerd op artikel 63 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Gebruikte begrippen en afkortingen

ANBI: een lichaam als bedoeld in artikel 5b van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Directiepensioenlichaam: een lichaam als bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Lichaam van publiekrechtelijke aard: Rijk, provincies, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen met rechtspersoonlijkheid op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen, academische ziekenhuizen

Privaatrechtelijk overheidslichaam: een lichaam als bedoeld in artikel 8e, vijfde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

SW-vrijstelling: de subjectieve vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten tweede, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Tussenhoudster-bv: een besloten vennootschap die belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting en alle aandelen houdt in een zorg-bv of een sw-bv

Vrijstelling natuurschoonlichamen: de subjectieve vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Zorgvrijstelling: de subjectieve vrijstelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, onderdeel c, ten eerste, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969

Zvw: zorgverzekeringswet

2. Vrijstelling natuurschoonlichamen

Lichamen waarvan de bezittingen uitsluitend of hoofdzakelijk (dat wil zeggen: voor ten minste 70% van de waarde in het economische verkeer van de bezittingen) bestaan uit op grond van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoederen, komen onder voorwaarden in aanmerking voor de vrijstelling. Het percentage van 70% kan worden verlaagd naar 50%, als de overige bezittingen inkomsten opleveren die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de landgoederen en de inkomsten hoofdzakelijk daarvoor worden aangewend.

De werkzaamheden van het natuurschoonlichaam moeten voor ten minste 70% bestaan uit het instandhouden van de landgoederen (instandhoudingswerkzaamhedeneis). Daarbij wordt de voorwaarde gesteld dat de overige werkzaamheden van het lichaam niet zijn aan te merken als het drijven van een onderneming. Het begrip ‘drijven van een onderneming’ moet worden uitgelegd overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 2, eerste lid, onderdeel e, en 4 Wet Vpb.

Instandhoudingswerkzaamheden

De instandhoudingswerkzaamheden moeten in beginsel bestaan uit eigen arbeid, maar kunnen ook instandhoudingswerkzaamheden omvatten die in opdracht en onder regie van het natuurschoon-lichaam worden uitgevoerd door derden (bijvoorbeeld professionele onderhoudsbedrijven). Voor de beoordeling van de instandhoudingswerkzaamhedeneis is het noodzakelijk dat er een juiste allocatie plaatsvindt van de werkzaamheden – waarbij steeds een onderscheid wordt gemaakt tussen de instandhoudingswerkzaamheden en de overige werkzaamheden, zoals bijvoorbeeld exploitatiewerkzaamheden – en de daarbij behorende opbrengsten en kosten.

In de praktijk is de vraag opgekomen of een natuurschoonlichaam aan de instandhoudings-werkzaamhedeneis voldoet, als dit lichaam:

een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed bezit, waarbij

dit landgoed uitsluitend uit een golfbaan bestaat,

deze golfbaan wordt verhuurd aan een (al dan niet gelieerde) exploitatie-bv; en

het natuurschoonlichaam geen andere werkzaamheden verricht.

In deze situatie ben ik van mening dat er door het natuurschoonlichaam geen instandhoudingswerkzaamheden worden verricht en dat de vrijstelling niet van toepassing is.

(…….)

8. Ingetrokken regelingen

Het besluit van 20 december 2018, nr. 2018 -24470 is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met de dagtekening van dit besluit.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 25 november 2019

De Staatssecretaris van Financiën,

namens deze,

J. de Blieck

Hoofddirecteur Fiscale en Juridische Zaken