NATUURSCHOONWET; Geen Natuurschoonwet-faciliteiten voor bloot eigenaar, wel voor zijn erfgenamen

Besluit Staatssecretaris van Financiën van 9 september 2003, nr. CPP2003/1920M

In overeenstemming met hetgeen tijdens de parlementaire behandeling is toegezegd heeft de Staatssecretaris van Financiën goedgekeurd dat de erfgenamen van een bloot eigenaar van een gerangschikt landgoed de faciliteiten voor het successierecht deelachtig worden. Deze toezegging is thans ook uitgebreid met de faciliteiten voor het schenkingsrecht, het recht van overgang, de overdrachtsbelasting en de kapitaalsbelasting.

Besluit Staatssecretaris van Financiën 9 september 2003, CPP2003/1920M

Vraag

De eigenaar die zijn onroerende zaak wenst aangemerkt te zien als landgoed moet daarvoor een verzoek indienen (artikel 2, eerste lid, NSW).

Na aanmerking als landgoed kan de eigenaar fiscale faciliteiten genieten.

Artikel 1 van die wet verstaat onder eigenaar:

– degene die de volle eigendom van een onroerende zaak bezit,

– de vruchtgebruiker van een onroerende zaak en

– de erfpachter van een onroerende zaak.

Kan de eigenaar van een onroerende zaak waarop een vruchtgebruik of een recht van erfpacht rust (de bloot eigenaar) ook recht hebben op bedoelde faciliteiten?

Antwoord

Nee, de bloot eigenaar heeft geen recht op de uit de NSW voortvloeiende faciliteiten. Hij is geen eigenaar in de zin van artikel 1 van de NSW.

Goedkeuring

Tijdens de parlementaire behandeling van de wijziging van de NSW (Kamerstukken II, 1987/88, 20 089, nr. 6) is al toegezegd dat het in de rede ligt dat bij vererving van de bloot eigendom van een gerangschikt landgoed de erfgenamen/bloot eigenaren de faciliteiten voor het successierecht ter zake van die onroerende zaak deelachtig worden.

Ik keur goed dat de bloot eigenaar behalve de faciliteit voor het successierecht, ook de uit de NSW voortvloeiende faciliteiten met betrekking tot het schenkingsrecht, recht van overgang, overdrachtsbelasting en kapitaalsbelasting kan genieten. Dit kan zolang het landgoed ten name van de erfpachter of de vruchtgebruiker onder de NSW is gerangschikt.

Aantekening

In art. 1, eerste lid, aanhef en onderdeel b, Natuurschoonwet 1928 is bepaald wie eigenaar is van een landgoed in de zin van die wet. Voor een landgoed waarop een recht van vruchtgebruik of een recht van erfpacht rust, is als eigenaar aangemerkt de vruchtgebruiker of de erfpachter. Deze kunnen dus zelfstandig een verzoek doen om een landgoed onder de Natuurschoonwet 1928 te rangschikken. De bloot eigenaar van een zodanig landgoed staat daar dus buiten. Dat betekent dat volgens het systeem van de wet het landgoed weliswaar onder de Natuurschoonwet 1928 valt, maar dat de erfgenamen van een bloot eigenaar toch de faciliteiten niet deelachtig worden. Bij de parlementaire behandeling is reeds toegezegd dat de faciliteiten voor het successierecht ook voor die erfgenamen van een bloot eigenaar zullen gelden. In het onderhavige besluit zijn daaraan ook de overige faciliteiten van de Natuurschoonwet 1928 aan toegevoegd.